Stamboomonderzoek voor iedereen

Opgeruimd staat netjes!

In ieder archief kun je pareltjes vinden, archiefstukken die er om verschillende redenen uit springen. Bijvoorbeeld omdat ze een bijzonder inkijkje geven in een andere tijd. Of juist omdat ze laten zien dat de wereld vroeger niet eens zo heel anders was dan nu. 

Zo’n pareltje vonden we in het archief van het ambacht Rozenburg, dat is ondergebracht bij het Stadsarchief Rotterdam. Het gaat om een brief van de ambachtsheer aan de schout van Rozenburg, waarin hij aangeeft dat hij de aanstellingsbrief van de vorige schoolmeester nodig heeft. De ambachtsheer had die brief zelf ook, maar hij was hem kwijtgeraakt… door een interne verhuizing en de schoonmaakwerkzaamheden van zijn vrouw. Als dat niet voor veel mensen een herkenbaar scenario is! 

Brief van de ambachtsheer aan de schout van Rozenburg
(Coll. Stadsarchief Rotterdam)

Wie schreef de brief?

Wie waren deze ambachtsheer en zijn vrouw? De brief werd geschreven in Delft op 17 augustus 1760 en is ondertekend door Joan Carel de Roo van Rosenburgh. Dankzij de Delftse trouwboeken weten we dat hij het jaar ervoor was getrouwd met Susanna Haverlingh. Voor Joan Carel was dat de tweede keer dat hij in het huwelijksbootje stapte. Zijn eerste vrouw Sara Harpertina van Kinschot, met wie hij in 1724 trouwde, werd op 21 februari 1753 begraven in de Oude Kerk te Delft. 

Uit Sara Harpertina’s begraafinschrijving leren we Joan Carel direct een beetje beter kennen. Hij wordt ‘heer van Rosenburch’ en ‘raad en oud scheepen deser Stad’ genoemd. Daarnaast blijkt hij ook andere stedelijke functies te hebben vervuld, zoals burgemeester, veertigraad en weesmeester, werkte hij als advocaat bij het Hof van Holland en nam hij namens Delft deel aan vergaderingen van de Staten van Holland en Westfriesland. Een hele pief dus. 

Joan Carel begon zijn Delftse carrière met de verwerving van het poorterschap in 1723. Dankzij die inschrijving is bekend dat hij in 1701 werd geboren in Batavia. Tegelijk met hem werd ook zijn broer Willem poorter van Delft. Het lijkt erop dat ze kort daarvoor uit Batavia zijn aangekomen. De band met Indië werd daarna niet verbroken. Joan Carel tekende bijvoorbeeld in op de boeken Oud en Nieuw Oost-Indiën en De doorlugtige scheeps-togten der Portugysen na Oost-Indiën, en in 1735 gaf hij 100 zilveren ducatons mee aan Wouter van Westreenen om die in Batavia te gelde te maken. 

Schoonmaak

Welke van Joan Carels vrouwen was nu de schuldige schoonmaakster? Dat moet Susanna Haverlingh zijn geweest. De kwijtgeraakte brief hield namelijk verband met het in dienst treden van schoolmeester Jacobus Klinkenberg. Het precieze moment waarop dat gebeurde is niet bekend, maar het moet zijn gebeurd tussen 20 april 1755 en 4 januari 1756 (dus enkele jaren na het overlijden van Sara Harpertina). In die periode verhuisde Jacobus namelijk van Hillegersberg naar Rozenburg.  

Kaart van Rozenburg uit de 18e eeuw (coll. Rijksmuseum Amsterdam)

Joan Carel was bij het in dienst treden van Jacobus (en diens opvolger) betrokken, omdat hij als ambachtsheer het recht had om de schoolmeester aan te stellen. De instructie (met informatie over de werkzaamheden en taken van de schoolmeester) had hij toen nog wel, maar die is net als de aanstellingsbrief van Jacobus niet bewaard gebleven. Wel troffen we in het archief van het ambacht Rozenburg een andere instructie aan uit 1767. Die houdt verband met de aanstelling van Hugo Muyden tot schoolmeester, voorzanger, koster en doodgraver van Rozenburg. Hugo werd aangesteld door ambachtsheer mr. Gaspar de Roo, die een zoon was van Joan Carel. 

Onderwijs-instructie

De instructie uit 1767 geeft een mooi inkijkje in de werkzaamheden van een schoolmeester in de tweede helft van de achttiende eeuw. Zo moest Hugo de kinderen leren lezen, schrijven en rekenen. Verder stonden het Gebed des Heeren, de twaalf artikelen van het geloof, de tien geboden, alle canonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament en verschillende gebeden op het programma. Hugo maakte daarbij onder andere gebruik van een klein en groot ABC-boek, de Heidelbergse Catechismus, een woordenboek, kranten en een psalmboek. De instructie gaf ook aan hoe het lesprogramma eruit diende te zien: 

  • Maandag en dinsdag: de hele dag aandacht voor het ABC en het leren lezen, spellen, schrijven en rekenen. 
  • Woensdag: in de voormiddag de vragen en antwoorden behandelen uit de catechiseerboekjes en de gebeden overhoren, en in de namiddag woorden uit het hoofd laten spellen en lesgeven over syllaben, vocalen en ‘distinctie teekens’. 
  • Donderdag en vrijdag: hetzelfde programma als op maandag en dinsdag. 
  • Zaterdag: in de voormiddag de vragen uit de Heidelbergse Catechismus overhoren en daarover catechiseren, in geval van het Heilig Avondmaal een psalm of een deel daarvan laten lezen en opzeggen, en op gezette tijden aandacht schenken aan de feest- en passiepreken. 
  • Alle dagen: bij toerbeurt laten lezen uit de Bijbel. 
De onderwijsinstructie voor meester Hugo Muyden uit 1767
(Coll. Stadsarchief Rotterdam)

Wat begon met een verwijzing naar een door schoonmaakwerkzaamheden kwijtgeraakte aanstellingsbrief, eindigt met het lesprogramma voor de Rozenburgse schooljeugd. Dat laat mooi zien hoe interessant en gevarieerd stamboomonderzoek kan zijn, zelfs wanneer duidelijk is dat bepaalde bronnen verloren zijn gegaan. 


Geplaatst

in

door

^Top